Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8543

Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/900415-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uitspraak in het zgn. Mercurius-onderzoek. Verdachte E heeft een cruciale rol gespeeld binnen een criminele organisatie gericht op de uitvoer van hennep naar Duitsland en Italië. Een en ander leidt, waarbij tevens het witwassen van een groot bedrag aan Britse ponden bewezen is geacht, tot een aanzienlijke (deels voorwaardelijke) vrijheidsstraf.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM zittinghoudende te Zutphen Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 05/900415-05 Uitspraak d.d. 22 november 2007 tegenspraak / dip - aangezegd VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte E], geboren te [plaats] op [1948], wonende te [adres] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 juli 2007, 25 oktober 2007 en 8 november 2007. Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering Ter terechtzitting van 25 oktober 2007 heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 juli 2007 ingevolge een vordering nadere omschrijving tenlastelegging en vervolgens op de terechtzitting van 25 oktober 2007 is gewijzigd, ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van juni 2004 tot en met 23 januari 2007 te Kerkdriel en/of Velddriel en/of Ophemert/gemeente Neerijnen en/of te Heerewaarden en/of te Deventer, althans in Nederland, en/of te Duitsland en/of te Italie tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte K] en/of [medeverdachte N] en/of [medeverdachte L] en/of [medeverdachte M], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het uitvoeren van softdrugs naar Italie en/of Duitsland, althans het plegen van misdrijven; (Zd 1.1 t/m 1.14) art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van juni 2004 tot en met 23 januari 2007 te Velddriel en/of Kerkdriel en/of Maasdriel en/of Ophemert/gemeente Neerrijnen en/of te Heerewaarden en/of te Deventer, althans te Nederland en/of te Italie en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen (meermalen) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van tot een totaal van 1500 kilogram, althans een aanzienlijke hoeveelheid, althans (telkens) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (ZD 1.1 t/m 1.14) art 3 ahf/ond A Opiumwet 3. hij in of omstreeks de periode van maart 2003 tot en met 22 mei 2003 te Haanrade en/of Ophemert, gemeente Neerrijnen, althans in Nederland, een bedrag van 923.180 euro waard aan Britse ponden, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat de betreffende ponden - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 23 januari 2007 te Ophemert opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond C Opiumwet. Overweging ten aanzien van de tenlastelegging Aan verdachte is onder meer ten laste gelegd het delict van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen ziet op deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In de tenlastelegging is opgenomen: “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het uitvoeren van softdrugs naar Italië en/of Duitsland, althans het plegen van misdrijven”. Zowel uit de feitelijke bewoordingen “uitvoeren van softdrugs” als de subsidiaire bewoordingen van de tenlastelegging “althans het plegen van misdrijven” is af te leiden dat de steller van de tenlastelegging met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet de misdrijfvariant heeft benoemd. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overweging ten aanzien van het bewijs Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat voor een bewezenverklaring van het witwassen te weinig bewijs voorhanden is. Verdachte is op verzoek van een vriend een aantal keren meegeweest naar een wisselkantoor en heeft daar Britse ponden gewisseld, welke contant uit de paardenhandel afkomstig zouden zijn. Algemeen bekend is dat in de paardenhandel grote bedragen aan geld kunnen omgaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende bewijs voor dit feit voorhanden is. Naast de verklaring van verdachte zijn er een aantal zogenaamde MOT (Meldingen Ongebruikelijke Transacties) meldingen in het dossier voorhanden. Verdachte heeft verklaard dat hij de Britse ponden van [medeverdachte K] kreeg en dat hij deze samen met ene [medeverdachte Y] zou omwisselen in euro’s. Hij wist niet hoe [medeverdachte K] aan die Britse ponden kwam. Verdachte beschouwde [medeverdachte K] als zijn vriend. Verdachte mocht één procent van het gewisselde bedrag behouden. Verdachte heeft, zonder zich te bekommeren om de herkomst van het geld, op 13 maart 2003 7, 14, 15, 22 en 28 april 2003, 7, 12, 15, 19 en 22 mei 2003 samen met [medeverdachte Y] substantiële sommen aan Britse ponden gewisseld bij het wisselkantoor in het grensdorp Haanrade, gelegen in de nabijheid van Kerkrade. Onder die omstandigheden, waarbij zonder een verklaarbare reden door een derde een groot geldbedrag wordt overhandigd, welk bedrag dan vervolgens op elf momenten - soms kort op elkaar volgend - wordt omgewisseld, kan het niet anders zijn dan dat het onderhavige geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte dat ook redelijkerwijs moest vermoeden Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 t/m 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij in de periode van juni 2004 tot en met 23 januari 2007 te Kerkdriel en Velddriel en Ophemert (gemeente Neerijnen) en Heerewaarden en in Duitsland en in Italië, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte K] en/of [medeverdachte N] en/of [medeverdachte L] en/of [medeverdachte M], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het uitvoeren van softdrugs naar Italië en Duitsland; 2. hij in de periode van juni 2004 tot en met 23 januari 2007 te Velddriel en Kerkdriel en Maasdriel en Ophemert (gemeente Neerijnen) en Heerewaarden en Deventer en in Italië en in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid tot een totaal van 1500 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 3. hij in de periode van maart 2003 tot en met 22 mei 2003 te Haanrade en/of Ophemert (gemeente Neerijnen) een bedrag van 923.180 aan Britse ponden voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat de betreffende ponden - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf; 4. hij op 23 januari 2007 te Ophemert opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: 1. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; 2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod. 3. witwassen; 4. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarbij is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. 2. Door de raadsman is een fors lagere straf bepleit dan door de officier van justitie gevorderd. 3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een periode van zo’n twintig maanden betrokken is geweest bij een groot aantal transporten van hennep per trein of auto naar Duitsland en Italië, waarbij in totaal ongeveer 1500 kilogram hennep is uitgevoerd. Verdachte heeft een cruciale rol gespeeld binnen het samenwerkingsverband gericht op de uitvoer van hennep naar Duitsland en Italië. Verdachte heeft als inpakker gefungeerd en hij heeft zich actief bezig gehouden met de aanvoer van hennep, de verzorging van de transporten en het voeren van onderhandelingen. Kennelijk heeft verdachte zich daarbij laten leiden door financiële motieven. 4. Verdachte heeft met deze handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de verhandeling en het gebruik van softdrugs. Algemeen bekend is niet alleen dat aan het gebruik van - en de handel in softdrugs vele maatschappelijke bezwaren kleven, maar ook dat de grensoverschrijdende handel pleegt te leiden tot bijkomende criminaliteit van vaak ernstige aard en tot verstoring van internationale verhoudingen, waarbij ook bedacht moet worden dat met name in Italië dergelijke vergrijpen als (zeer) ernstig worden aangemerkt. 5. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een grote som geld. Dergelijke activiteiten tasten de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormen een bedreiging voor de openbare orde. 6.Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder terzake dit soort delicten met justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals onder meer verwoord in het rapport van de reclassering Regio Midden-Oost Nederland van 27 september 2007. Daarbij is met name van belang dat de gezondheidstoestand van verdachte matig is. Van detentieongeschiktheid is evenwel niet gebleken. 6. In het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding de straf zoals gevorderd enigszins te matigen. Een straf als door de raadsman bepleit doet geen recht aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. In beslag genomen voorwerpen Onder verdachte is onder meer inbeslaggenomen een Chrysler personenauto (beslagnummer 861). Uit het dossier kan de rechtbank niet anders opmaken dan dat het hier een strafrechtelijk beslag betreft. Deze in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Door verdachte is teruggave gevraagd van de onder hem inbeslaggnomen munten-verzamelingen. Nu terzake deze verzamelingen conservatoir beslag is gelegd, kan de rechtbank in dit strafrechtelijk kader daarover geen beslissing geven. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 47, 57, 91, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 4 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, merk Chrysler. Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van de Wetering en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2007.